Afscheid van Bob
Voor de proceskring Opsporen/BOB gaf ik halverwege mei een presentatie over wat er in het nieuwe Wetboek van Strafvordering (nWvSv) gaat wijzigen op dit onderwerp. Wouter Bos, voorzitter van de proceskring, gaf na afloop als reactie dat het erop lijkt dat er eigenlijk niet zo gek veel verandert.
Aan de ene kant heeft hij daar gelijk in. Zo komen er maar een paar nieuwe wettelijke bevoegdheden bij die in het opsporingsonderzoek kunnen worden toegepast. Het betreft het stelselmatig overnemen van persoonsgegevens uit publiek toegankelijke bronnen (art. 2.8.8), het inloggen met rechtmatig verkregen gegevens (art. 2.8.17), de stelselmatige locatiebepaling (art. 2.8.18) en het bevel data-analyse (art. 2.7.50) (zie hierover Nieuwsbrief #3).
Bij de bestaande bevoegdheden verandert er ook niet zo veel. Het uitgangspunt blijft dat naarmate de uitoefening van een bevoegdheid ingrijpender is, zwaardere wettelijke toepassingscriteria gelden. Deze toepassingscriteria betreffen voornamelijk de verdenkingscriteria en de bevoegde autoriteit (opsporingsambtenaar, OvJ of RC). De voorwaarden voor inzet van een bevoegdheid blijven min of meer gelijk aan die van de huidige wet, maar soms verandert er wel iets wezenlijks.
Vermeldenswaard zijn de ruimere termijnen voor de telefoontap (art. 2.8.13 lid 3) – deze gaat van vier weken naar twee maanden en kan steeds met twee maanden worden verlengd – en de inzet van scanapparatuur ter nummervergaring (art. 2.8.14 lid 2); deze gaat van een week naar een maand. Bij het onderzoek van gegevens zijn enkele interessante uitbreidingen. Zo wordt het bijvoorbeeld mogelijk om ook via inbeslaggenomen digitale-gegevensdragers en geautomatiseerde werken een netwerkzoeking te verrichten (art. 2.7.40; dit is overigens een bevoegdheid die wordt verkend binnen de pilots op grond van de Innovatiewet Strafvordering; zie Nieuwsbrief #1). Het generieke bevel tot het verstrekken van gegevens is ook nieuw (art. 2.7.46 lid 6), waardoor het mogelijk wordt om met één bevel bij meerdere autoverhuurbedrijven langs te gaan om te achterhalen of verdachte daar een busje heeft gehuurd. Verder zijn de bevelen op naam voor het verstrekken van historische (art. 2.7.47 lid 5) en toekomstige verkeersgegevens (art. 2.7.49 lid 5) interessant om te noemen. Wat er inhoudelijk verandert valt inderdaad wel mee. Toch zal het voor OM'ers wel wat inspanning vergen om wegwijs te worden in de artikelen over de bevoegdheden voor het opsporingsonderzoek. Dat komt doordat er best veel veranderingen zijn in terminologie en systematiek.*
Nieuwe terminologie
Om maar eens wat te noemen: Opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) wordt vastleggen van vertrouwelijke communicatie, omdat dit beter aansluit bij de digitale omgeving. Verder vordert een OvJ geen gegevens meer bij derden, maar geeft hij een bevel. En dat is niet op basis van een bepaalde bijzondere opsporingsbevoegdheid, maar op basis van, kortweg, een bevoegdheid. Het woord bijzondere opsporingsbevoegdheid komt daarom niet meer voor in het nieuwe wetboek. De naam van de proceskring Opsporen/BOB is daarmee ook niet meer helemaal nWvSv-proof en daarom is het misschien binnenkort tijd om daarvan afscheid te nemen (zie over terminologische veranderingen in nWvSv ook Nieuwsbrief #4).
Nieuwe systematiek
Op de tweede plaats – en dat is de verstrekkendste verandering - krijgen de huidige BOB in het nieuwe wetboek een compleet andere systematiek. De BOB komen in nWvSv op twee verschillende hoofdstukken terug. De klassieke BOB (zoals pseudokoop, de telefoontap of infiltratie) vind je terug in hoofdstuk 8 Heimelijke bevoegdheden en de BOB om gegevens te vorderen bij derden komt terug in Afdeling 7.3.3 Verstrekking van gegevens ten behoeve van het onderzoek. Anders dan bij de onoverzichtelijke 'brij' van de artikelen 126g t/m 126jj Sv worden de bevoegdheden voortaan slechts éénmaal uitgeschreven en wel met het oog op toepassing van de bevoegdheid bij een 'reguliere' verdenking. Via schakelbepalingen kunnen de bevoegdheden ook worden toegepast bij een redelijk vermoeden dat er in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd of bij aanwijzingen van een terroristisch misdrijf.
Machtiging RC
Voor het bevel directe verstrekking van toekomstige gegevens na verwerking is anders dan onder het huidige recht geen RC-machtiging meer vereist (art. 2.7.49 lid 2). Die voorwaarde is dus verlicht. Soms is er juist sprake van een verzwaring. Voor het bevel infiltratie bijvoorbeeld is voortaan een machtiging van de RC voorgeschreven (art. 2.8.12).
Voor onderzoek aan gegevens hanteert de wetgever vooralsnog de driedeling uit het Smartphone-arrest wat betreft de autoriteit die de uitoefening van de bevoegdheid kan bevelen. Daarmee krijgt de Smartphone-jurisprudentie een bredere werking: als een beperkte inbreuk op rechten van de verdachte is te voorzien kan de opsporingsambtenaar zelf beslissen of hij de bevoegdheid toepast voor onderzoek van gegevens. Wanneer echter een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt gemaakt is onderzoek op bevel van de OvJ aangewezen (stelselmatig onderzoek) of zelfs onderzoek met machtiging door de RC (ingrijpend stelselmatig onderzoek).
Het opvragen van verkeers- en locatiegegevens is volgens de nieuwe regeling geen bevoegdheid waarvoor een RC-machtiging nodig is. Omdat de jurisprudentie op dit punt nog niet is uitgekristalliseerd, is ervoor gekozen om op dit moment geen verplichte machtiging in het nieuwe wetboek op te nemen. Wel is in art. 2.1.7 een algemene bevoegdheid opgenomen op grond waarvan de OvJ voor de zekerheid een machtiging kan vorderen bij de RC. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn als hij eraan twijfelt of een nieuwe technische toepassing wel onder de bevoegdheid valt waarop het bevel ziet, of als toekomstige (Europese) rechtspraak daartoe noopt.
* Een totaaloverzicht van de voor het OM relevante wijzigingen die het nieuwe wetboek met zich meebrengt voor het proces Opsporen/BOB is opgenomen in de juridische analyse Bevoegdheden.