Wat je nu al wil weten over nieuwe opsporings-bevoegdheden. En waar moet je nog op wachten?
Wat je nu al wil weten over nieuwe opsporingsbevoegdheden. En waar moet je nog op wachten?
Sinds 2014 werkt Anne Marie van Hoorn samen met collega’s van het Wetenschappelijk Bureau namens het OM aan het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Haar juridische kennis en berg aan ervaring over het moderniseringsproces zijn onmisbaar. We respecteren haar uithoudingsvermogen als het gaat om haar bijdrage aan dit bijzondere wetgevingstraject. Als een van de weinigen bij het OM kan ze ons, enigszins, geruststellen met haar mening over het nieuwe wetboek: “Het nieuwe Wetboek van Strafvordering betekent niet dat we ineens heel anders moeten gaan werken. We zullen straks wel moeten wennen aan de nieuwe nummering en de nieuwe opzet van het wetboek. Maar het werk van het OM zal inhoudelijk voor een groot deel hetzelfde blijven.” In dit artikel neemt Anne Marie ons mee in de stand van zaken rond het nieuwe wetboek en gaat ze in op voor het OM interessante nieuwe bevoegdheden in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering. Van welke bevoegdheden mogen we al gebruik maken en waarom moeten we op andere nog wachten?
Wat zijn op dit moment de juridische ontwikkelingen bij de Modernisering van het Wetboek van Strafvordering?
Eerder dit jaar bracht de Raad van State advies uit en zijn het conceptwetsvoorstel Wetboek van Strafvordering en de bijbehorende conceptmemorie van toelichting gepubliceerd op internet. Op dit moment wordt het advies van de Raad van State verwerkt door het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het wetsvoorstel voor de boeken 1 tot en met 6 Wetboek van Strafvordering wordt naar verwachting in de eerste helft van 2023 (we hopen einde van het eerste kwartaal maar het kan later worden) aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarnaast werkt de afdeling wetgeving van het Ministerie Justitie en Veiligheid aan het omzetten van de Wet USB en de regeling over de internationale samenwerking naar de nieuwe boeken 7 en 8 Wetboek van Strafvordering. Die worden op een later moment dan de boeken 1 tot en met 6 aan de Tweede Kamer aangeboden. Verder is het ministerie druk met het voorbereiden van overgangsrecht en met het aanpassen van andere wetten aan het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Denk bijvoorbeeld aan de verwijzingen naar het Wetboek van Strafvordering in de Opiumwet, de WED en de Overleveringswet. Zo zijn er nog talloze, soms exotische wetten waarin naar het Wetboek van Strafvordering wordt verwezen. Ik noem als voorbeeld de Zeebrievenwet en de Wet op de waternoodschade 1953. Bij al die activiteiten is het OM als een van de ketenpartners nauw betrokken.
Welke nieuwe bevoegdheden of wijzigingen zijn positief voor het OM en kunnen we daar nu al mee aan de slag?
We zijn blij met een aantal nieuwe opsporingsbevoegdheden. Een belangrijk voorbeeld is de mogelijkheid om een netwerkzoeking te doen na inbeslagneming van een telefoon of een ander device. Dat is niet meer gekoppeld aan een doorzoeking, maar mag straks ook vanaf het politiebureau plaatsvinden. Vooruitlopend op het nieuwe wetboek kunnen we nu al gebruik maken van deze bevoegdheid op grond van de Innovatiewet Strafvordering die op 1 oktober jl. in werking is getreden. Een andere nieuwe bevoegdheid, waarvoor we helaas nog zullen moeten wachten op de inwerkingtreding van het nieuwe wetboek, is het bevel tot data-analyse. Hiermee kan veel gerichter bruikbare informatie worden verkregen en wordt tegelijk voorkomen dat we de beschikking krijgen over veel te veel informatie die we toch niet gebruiken, maar wel zullen bewaren. De officier van justitie kan straks een bedrijf het bevel geven om bepaalde, bij dat bedrijf beschikbare, gegevens te analyseren, te vergelijken of te combineren om nieuwe gegevens te verkrijgen. Te denken valt aan banken of openbaarvervoerbedrijven. Dat is een aloude wens van politie en OM waaraan nu eindelijk tegemoet wordt gekomen.
Positieve wijziging: schrappen eis van ernstige bezwaren bij DNA-onderzoek
In het nieuwe wetboek worden ook wijzigingen aangebracht in een aantal al bestaande bevoegdheden, waardoor we die sneller kunnen toepassen. Belangrijk is het schrappen van de eis van ernstige bezwaren bij DNA-onderzoek in het kader van de opsporing. Een bevel tot afname van celmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek in de opsporingsfase kan nu alleen worden gegeven als er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestaan. De enige uitzondering hierop is wanneer een verdachte in verzekering is gesteld wegens een verdenking van een terroristisch misdrijf. In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering bestaat het voornemen dit vereiste bij DNA-onderzoek in de opsporingsfase geheel te laten vervallen. Deze bevoegdheden zijn immers juist vaak nodig om een tegen de verdachte gerezen verdenking te verstevigen. Door het vereiste van ernstige bezwaren te schrappen en te volstaan met een verdenking kan veel eerder in de tijd worden vastgesteld of sporen die op het slachtoffer of de plaats delict zijn veiliggesteld, van de verdachte afkomstig zijn. De eis van ernstige bezwaren komt ook te vervallen bij enkele andere onderzoeken met betrekking tot het lichaam, zoals het verrichten van onderzoek aan de kleding en onderzoek aan het lichaam.
Mogen we al gebruik maken van deze gewijzigde bevoegdheid?
Een vraag die in dit verband soms door collega’s wordt gesteld is of we nu al vooruit kunnen lopen op het nieuwe wetboek. Het antwoord is - met uitzondering van hetgeen in de Innovatiewet is geregeld, zoals de hiervoor genoemde netwerkzoeking - helaas nee. De wetteksten voor het nieuwe Wetboek van Strafvordering maken op dit moment slechts deel uit van een conceptwetsvoorstel, waarover de Tweede Kamer zich nog niet heeft uitgesproken. Het is op dit moment onzeker welke onderdelen door het parlement worden aanvaard en welke toelichting daarbij hoort. Bij die stand van zaken ligt anticipatie op nieuwe wetgeving niet voor de hand. In de wetenschappelijk literatuur wordt aangegeven dat anticipatie slechts mogelijk is in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij een lacune die is ontstaan omdat de wetgever iets over het hoofd heeft gezien of bij onduidelijkheid in het huidige wetboek. Daarvan is hier geen sprake. Bovendien is anticipatie vooral het terrein van de rechter. Het is nog maar de vraag in hoeverre er voor het OM ruimte is om vooruit te lopen op toekomstige wetgeving. Artikel 1 Sv bepaalt immers dat strafvordering plaatsvindt op de wijze bij de wet voorzien. Dat geldt helemaal voor opsporingsmethoden waarmee een meer dan beperkte inbreuk op de privacy wordt gemaakt. Maar de Innovatiewet biedt wél mogelijkheden om voor 2026 al aan de slag te gaan met een aantal nieuwe bevoegdheden.
Innovatiewet unieke kans om nieuwe bevoegdheden te testen.
Op 1 oktober 2022 is de Innovatiewet Strafvordering in werking getreden, waardoor het huidige Wetboek van Strafvordering is gewijzigd. De huidige artikelen 553-575 Sv beschrijven een aantal nieuwe bevoegdheden en regelingen die we in de praktijk gaan testen in de Innovatiewetpilots. Het gaat om de nieuwe regelingen over het (laten) stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, het vastleggen en kennisnemen van gegevens na inbeslagneming, audiovisuele opnamen als onderdeel van de verslaglegging en als wettig bewijsmiddel (AVR), bevoegdheden van de hulpofficier en mediation na aanvang van het onderzoek op de terechtzitting.
Voor elk van de genoemde onderwerpen wordt in een of meer pilots onderzocht of de wettelijke regeling volstaat, of bijstellingen of aanvullingen nodig zijn, of flankerende maatregelen nodig zijn (bijvoorbeeld aanpassingen van werkprocessen) en wat de financiële uitvoeringsconsequenties van de nieuwe bepalingen zijn. De Innovatiewetpilots duren twee jaar en eindigen in 2024.
Met de start van de Innovatiewetpilots is een heel concrete stap gezet op weg naar het nieuwe Wetboek van Strafvordering. We zijn benieuwd naar de evaluaties over de nieuwe bevoegdheden en procesmogelijkheden die worden getest bij de parketten die deelnemen aan de Innovatiewetpilots. Hiervan houden we je op de hoogte via ZoOM en we hopen in een volgende nieuwsbrief een update te geven over het verloop van de pilots.
De volgende nieuwsbrief verschijnt in 2023. Ben je nog niet aangemeld voor deze nieuwsbrief? Stuur dan een mail naar Modernisering.WvSv@om.nl.
Gelden bevoegdheden uit Innovatiewet voor alle parketten? Nu deze nieuwe bevoegdheden uit de Innovatiewet zijn opgenomen in het Wetboek van Strafvordering, zou je verwachten dat iedereen daarvan gebruik kan maken. Dat is niet zo. Anne Marie licht toe hoe het is geregeld: “Onder de wettelijke regeling hangt een Uitvoeringsbesluit, waarin voor een aantal onderdelen is geregeld dat die slechts mogen worden toegepast in een of meerdere arrondissementen en ressorten. De pilots prejudiciële vragen en vastleggen van gegevens na inbeslagneming vinden landelijk plaats. Dat geldt niet voor de onderwerpen AVR, de hulpofficier en mediation. In het besluit wordt geregeld dat de pilot AVR alleen plaatsvindt in de arrondissementen Noord-Holland, Gelderland en Overijssel (parket Oost-Nederland dus) en in de bijbehorende ressorten Amsterdam en Arnhem-Leeuwarden. Voor de pilot hulpofficier is bepaald dat de deelnemende hulpofficieren door de politiechef moet worden aangewezen na daartoe te zijn opgeleid. De pilot mediation na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting vindt slechts plaats in de arrondissementen Gelderland, Overijssel en Zeeland-West-Brabant. Dat uitvoeringsbesluit is bindend en brengt mee dat bijvoorbeeld een hulpofficier die niet is aangewezen door zijn politiechef en niet over de benodigde opleiding beschikt, niet bevoegd is om de bevoegdheden uit de Innovatiewet uit te oefenen.”