Het nieuwe Wetboek van Strafvordering volgens Pieter Liefrink
Het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering brengt een hoop verandering. Zo zijn er een aantal compleet nieuwe bepalingen (bijv. art. 2.7.50 [bevel data-analyse] of art. 2.6.24 [onderzoek lichaam overleden verdachte of slachtoffer]. Daarnaast zijn er veranderingen in bestaande bepalingen en is de systematiek behoorlijk omgegooid. Dat blijkt bijvoorbeeld al uit de driecijferige artikelnummers. Wat natuurlijk ook niet mag ontbreken in een gemoderniseerd wetboek is modernere taal. Er wordt afscheid genomen van een hoop overbodige medeklinkers (‘spoedeischende’), dubbele klinkers waar één voldoende is (‘zoodanige’, ‘voorloopige’) en obsolete, ik bedoel, verouderde, woorden.
Moderner taalgebruik
Ik start met wat voorbeelden van verouderde woorden die niet terugkeren. Hier gaat het om puur moderner taalgebruik. In de vorige alinea gebruikte ik het woord ‘behoorlijk’. Dat al best ouderwets klinkende woord vervangt in het nieuwe wetboek het nog archaïschere woord ‘richtige’. In het artikel over de taakstelling van het College van procureurs-generaal (art. 1.3.1) staat dat het waakt voor de ‘behoorlijke’ vervolging en opsporing van strafbare feiten. Een nieuw woord dus, maar inhoudelijk is geen wijziging beoogd ten opzicht van artikelen 8 en 140 Sv waar wordt gesproken van het waken voor de ‘richtige’ vervolging respectievelijk opsporing.
Een beetje in het zelfde rijtje van wijzigen valt ‘direct’ dat ‘onverwijld’ vervangt. Of ‘kopie’ in plaats van ‘afschrift’. ‘Gemotiveerd’ in plaats van ‘met redenen omkleed’.
Andere woorden vanwege verandering in systematiek
Soms keren woorden niet terug vanwege een verandering in de systematiek van het wetboek. Een voorbeeld hiervan betreft de woorden ‘dwangmiddelen’ en ‘bijzondere opsporingsbevoegdheden’. De bijzondere opsporingsbevoegdheden voor het vorderen van gegevens zijn in Sv (nieuw) ondergebracht in Boek 2, hoofdstuk 7, Titel 7.3 Onderzoek van gegevens. Dit zijn bevoegdheden die openlijk worden uitgeoefend. Bevoegdheden die heimelijk worden uitgeoefend zoals infiltratie, stelselmatige informatie-inwinning en pseudokoop staan voortaan in Boek 2, hoofdstuk 8 Heimelijke bevoegdheden. Deze bijzondere opsporingsbevoegdheden en de dwangmiddelen (aanhouden, inverzekeringstelling, etc.) heten voortaan kortweg ‘bevoegdheden’ tot opsporing.

Een ander voorbeeld is de ‘dagvaarding’. Dit begrip komt niet meer terug door de komst van de ‘procesinleiding’. Met het indienen van de procesinleiding bij de voorzitter van de rechtbank en door deze procesinleiding aan de verdachte te betekenen, vangt de berechting aan. Net als de dagvaarding bevat de procesinleiding de tenlastelegging. Maar de procesinleiding is niet hetzelfde als een dagvaarding, omdat het meer bevat: een opgave van onder andere getuigen, deskundigen, slachtoffers die de officier van justitie zal oproepen en een opgave van of beeldopnamen waarvan geen volledig proces-verbaal is opgemaakt. Ook anders dan bij de dagvaarding is, dat de dagbepaling en de oproeping voor de terechtzitting pas later volgen.
Dezelfde woorden, maar andere betekenis
Het komt ook voor dat woorden wel terugkeren, maar met een (iets) andere betekenis. Dat is een verraderlijke categorie, omdat daar het gevaar bestaat dat je de betekenis van het woord verkeerd invult, terwijl die is gemoderniseerd.
‘Vervolging’ is zo’n woord. Waar voorheen de vervolging aanving op het moment dat een rechter bij de zaak werd betrokken start de vervolging onder Sv (nieuw) op het moment dat de officier van justitie een strafbeschikking uitbrengt of door het indienen van een procesinleiding (art. 1.3.3). Andere smaken zijn er niet.
Neem ook ‘vonnissen’ en ‘arresten’. In Sv (nieuw) staat dat de rechtbank beslist bij vonnis en het gerechtshof bij arrest in de gevallen bij de wet bepaald (art. 1.2.3). De wet zegt dat in ieder geval de rechterlijke beslissingen bij de berechting en bij de afzonderlijke behandeling van met de berechting verbonden vorderingen worden genomen bij vonnis of arrest. Dat betekent dat een beslissing op een ontnemingsvordering in eerste aanleg onder Sv (nieuw) ook in een vonnis wordt neergelegd. Dat is niet zo in het huidige recht. Indien niet is voorgeschreven dat de rechtbank of het gerechtshof bij vonnis of arrest beslist, wordt onder Sv (nieuw) de zaak behandeld door de raadkamer van de rechtbank of het gerechtshof (art. 1.2.4).
Een ander voorbeeld is het woord ‘uitspraken’. Onder het huidige Sv zijn dat de op de terechtzitting gegeven beslissingen. In Sv (nieuw) is de term ‘uitspraken’ voorbehouden aan op de zitting uitgesproken beslissingen. Die zitting kan openbaar of gesloten zijn. De raadkamer kan dus onder Sv (nieuw) ook uitspraak doen. Nu de rechter-commissaris de zaak niet op de zitting behandelt doet hij ook nooit uitspraak. Dat verschilt niet van het huidige recht. Wat wel verschilt is dat hij niet meer beslist bij ‘beschikking’, maar een (rechterlijke) beslissing neemt. ‘Beschikking’ keert in Sv (nieuw) niet terug voor beslissingen van de rechter-commissaris en de raadkamer.

Pieter Liefrink
Senior juridisch medewerker WBOM
"Wat mij betreft had het wel rigoureuzer gemogen, nu de wetgever toch al zo lekker bezig was. Want zeg nou zelf: ‘proces-verbaal’. Dat is toch geen woord meer van deze tijd?"
Nieuwe begrippen
En dan is er nog de categorie van woorden/begrippen die niet dienen als vervanging van oude woorden, maar compleet nieuw zijn. Denk hier aan het ‘bericht over de stand van zaken’ (art. 2.10.64) dat de officier van justitie uiterlijk 3 maanden nadat de gevangenhouding is bevolen en nog geen procesinleiding kan indienen moet geven aan de rechter-commissaris en de (voorlopig gehechte) verdachte. Een ander voorbeeld is de ‘gewoon opsporingsambtenaar’ (art. 1.3.10). Dit begrip komt niet voor in het huidige Wetboek van Strafvordering. De bepaling komt weliswaar inhoudelijk overeen met art. 141 Sv, maar het woordje ‘gewoon’ is toegevoegd ter onderscheiding van de buitengewoon opsporingsambtenaar (art. 1.3.11 Sv (nieuw)/ 142 Sv).
Willekeurige keuzes?
Een hoop vernieuwingen, maar toch komt wat de wetgever gemoderniseerd wil zien mij soms wat lukraak gekozen over. Dat we de woorden ‘officier van justitie’, ‘advocaat-generaal’ of ‘procureur-generaal’ niet moderniseren snap ik nog wel. Hoewel… Nee, dat snap ik nog wel. Zulke historische woorden benadrukken de geworteldheid van die instituties. Maar waarom ‘elektronische gegevensdrager’ als hopeloos verouderd zien en daarom vervangen door digitale-gegevensdrager, terwijl proces-verbaal kennelijk nog makkelijk meekan? En let erop: er zit een streepje tussen ‘digitale’ en ‘gegevensdrager’. De gegevensdrager zelf is namelijk niet digitaal, maar een plek voor opslag van digitale gegevens.
Wat mij betreft had het wel rigoureuzer gemogen, nu de wetgever toch al zo lekker bezig was. Want zeg nou zelf: ‘proces-verbaal’. Dat is toch geen woord meer van deze tijd? Kennelijk is dat dan te ingeburgerd om te vervangen door iets moderns. Misschien wel de grootste gemiste kans is de naam van het wetboek zelf. Als ik moet uitleggen aan leken wat er in het ‘Wetboek van Strafvordering’ staat dan ben ik er al met ‘strafprocesrecht’. Waarom dan niet gewoon ‘Wetboek van Stafprocesrecht’?