Het nieuwe Wetboek van Strafvordering volgens Jolanda van der Hoek

Het nieuwe Wetboek van Strafvordering heeft gevolgen voor hoe het Openbaar Ministerie in de praktijk moet handelen. Dit betekent dan ook dat de OM-aanwijzingen en –instructies (hierna: beleidsregels) aangepast moeten worden. Maar hoe ver gaan die aanpassingen? Zijn er alleen tekstuele wijzigingen nodig, is er geheel nieuw beleid nodig of is er misschien zelfs helemaal geen beleid meer nodig? Met ruim 100 bestaande beleidsregels is de analyse van de impact van het nieuwe wetboek geen sinecure. Hoewel het nieuwe Wetboek van Strafvordering pas in 2029 in werking treedt, wordt daarom nu al door mij onderzocht wat nodig is om het OM-beleid in lijn te laten zijn met het nieuwe Wetboek van Strafvordering. De uitkomst van deze analyse is namelijk niet alleen van belang voor bijvoorbeeld de werkprocessen en de ICT-voorzieningen binnen het OM, maar ook voor de politie en andere ketenpartners.

­Voor de bepaling van de impact op de beleidsregels ben ik niet alleen afhankelijk van wat er in de wet staat. Ook de AMvB's en Ministeriële Regelingen kunnen invloed hebben op het benodigde beleid. Zo is bijvoorbeeld in het nieuwe artikel 1.7.5 lid 2 nSv geregeld dat er bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels [kunnen] worden gesteld over de uitvoering van technisch opsporingsonderzoek. Als die AMvB er komt, dan heeft die dus invloed op de inhoud van de Aanwijzing technisch opsporings­onderzoek / deskundigenonderzoek. Een ander voorbeeld is artikel 2.1.6 nSv dat bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen bevoegdheden niet [worden] uitgeoefend dan na voorafgaande toestemming van het College van procureurs-generaal. Deze AMvB zal invloed hebben op de beleidsregels die over de uitoefening van bevoegdheden in het kader van het opsporingsonderzoek gaan en kan dus ook van belang zijn voor de vraag wanneer een officier van justitie advies van de Centrale Toetsingscommissie (CTC) moet vragen. De CTC adviseert het College.

Het maken van een inschatting van de impact op de beleidsregels doe ik niet alleen. Binnen het programmateam maken de wetsanalisten, o.a. Veerle van de Wetering en Pieter Liefrink, juridische analyses van de nieuwe wetsartikelen en zij beoordelen ook wat de wijzigingen voor de praktijk betekenen. Dat doen ze aan de hand van de bestaande werkprocessen. Zij hebben nu al ruim 1250 tekstuele en inhoudelijke wijzigingen geïdentificeerd en dan moet er nog een flink aantal juridische analyses gedaan worden. Deze juridische analyses leg ik vervolgens naast de beleidsregels om te beoordelen wat de impact hierop is. Mijn analyse bespreek ik daarna met verschillende personen uit de praktijk om zo tot een integrale impactanalyse te komen. Om te bepalen wat er daadwerkelijk gewijzigd moet worden, vindt er vervolgens met de betreffende PG, portefeuillehouders en andere inhoudsdeskundigen en ketenpartners de nodige interne en externe afstemming plaats.

Jolanda van der Hoek

Beleidsadviseur OM-beleidsregels

"De modernisering van het Wetboek van Strafvordering betekent een aanpassing van ruim 100 aanwijzingen en instructies"

In de impactanalyse worden niet alleen grote, maar ook alle kleine wijzigingen meegenomen. Een voorbeeld van een kleine wijziging is, dat een taal die het slachtoffer 'begrijpt' in artikel 51ac lid 1 Sv wordt: een taal die het slachtoffer 'beheerst' in artikel 1.5.7 lid 1 nSv. Ook wordt de definitie van slachtoffer aangepast en hoewel er geen inhoudelijke wijziging beoogd wordt, heeft dit mogelijk wel gevolgen voor de te hanteren terminologie in de beleidsregels. Een andere wijziging die een aanpassing van de beleidsregels nodig maakt, is dat in het nieuwe wetboek de algemene lijn wordt aangehouden dat de term Openbaar Ministerie alleen wordt gehanteerd als de wettelijke bevoegdheden behalve door de officier ook door de advocaat-generaal worden uitgeoefend. In andere gevallen wordt de term officier van justitie gebruikt.

Een wijziging waarbij de vraag opkomt of er beleid nodig is, is bijvoorbeeld artikel 1.8.8 nSv. Daarin is voorgeschreven dat de politie meteen na het verhoor van de verdachte het proces-verbaal hiervan aan hem meegeeft. Of bijvoorbeeld de 'beweging naar voren', waarmee meer nadruk komt te liggen op het voorbereidend onderzoek met als doel dat een strafzaak pas wordt ingepland voor inhoudelijke behandeling op zitting als de zaak daar rijp voor is (lees meer hierover in onze vierde nieuwsbrief). Is er naast aanpassing van de werkprocessen nog flankerend beleid nodig om het vroegtijdig indienen van onderzoekswensen te stimuleren?

De noodzaak om de beleidsregels inhoudelijk en tekstueel aan te passen, is eigenlijk een ideale kans. De kans om het stelsel van de beleidsregels goed tegen het licht te houden en te kijken wat anders of beter zou kunnen. Zo kijk ik in aanloop naar het nieuwe wetboek met mijn collega Yvonne Lemmens van B&S PaG of er aanwijzingen of instructies kunnen vervallen of aangepast kunnen worden. Ook wordt het moment aangegrepen om te bezien hoe het stelsel van beleidsregels toekomstbestendiger gemaakt kan worden. In een creatieve sessie onder leiding van Edwin Mac Gillavry hebben we met diverse collega's van het PaG gekeken wat er nodig is voor een goed werkend stelsel van OM-beleidsregels, als juridisch instrumentarium waarmee het College op kwaliteit en eenvormigheid stuurt. Belangrijke punten uit deze sessie zijn de vraag bij wie het daadwerkelijk schrijven van een beleidsregel belegd moet worden en wat er wel of niet in een beleidsregel zou moeten staan. Is het misschien wenselijk om een toegewijd team van schrijvers aan te trekken? En, wat doen we in de beleidsregels met (grote hoeveelheden) vakinhoudelijke informatie die aan verandering onderhevig is? In het kader van de invoering van het nieuwe wetboek worden ook deze aspecten niet vergeten.


Wil je meer lezen?

Volgende artikel

Nieuwsbrief Nieuw Wetboek van Strafvordering - Juni 2024

Aanmelden voor deze nieuwsbrief kan via Modernisering.WvSv@om.nl