De voorzitter eerst aan zet: wijzigingen in het getuigenverzoek
Het nieuwe Wetboek van Strafvordering brengt een aantal belangrijke wijzigingen aan voor het werkproces berechten. Een eerste kijk op die veranderingen werd gegeven in een eerdere nieuwsbrief, waar in het nieuwsbericht ‘De beweging naar voren. Een gelopen race?’ aspecten van de ‘beweging naar voren’ werden toegelicht.
In dit bericht werd een aanstaande wijziging kort aangestipt die van belang is voor het proces berechten en die terug te vinden is in artikel 4.1.4 nSv. Het artikel regelt het recht van de verdachte te verzoeken om getuigen, deskundigen, processtukken en stukken van overtuiging.
Op dit wetsartikel, in het bijzonder op het getuigenverzoek, gaan we hier nader in. De hieronder beschreven casus geeft een illustratie van hoe het proces rondom een verzoek van de verdachte om een getuige te doen oproepen er straks uit kan komen te zien.
Job W. werd op een regenachtige donderdag aangehouden voor zijn vermeende betrokkenheid bij een internationale drugsbende. De raadsman is vastbesloten zijn cliënt vrij te krijgen en dient bij de voorzitter van de meervoudige kamer een verzoek in om een cruciale getuige te horen, die volgens hem de aanklacht kan ontkrachten. Hij doet dit verzoek anderhalve maand na betekening van de procesinleiding, nadat de voorzitter de oorspronkelijke termijn van een maand voor het indienen van een getuigenverzoek heeft verlengd.
De officier krijgt van de voorzitter twee weken de tijd om zijn standpunt kenbaar te maken over het verzoek van de verdachte. Omdat de officier vernomen heeft dat de desbetreffende getuige wegens familieomstandigheden in het buitenland verblijft, meent hij dat afgezien moet worden van toewijzing van het getuigenverzoek. Het is immers volstrekt onduidelijk wanneer de getuige gehoord zal kunnen worden, aldus de officier.
De voorzitter, van oordeel dat het verdedigingsbelang hier de overhand heeft, wijst het getuigenverzoek toe. Ook besluit hij dat het verhoor dient plaats te vinden door de rechter-commissaris voorafgaand aan de terechtzitting. Hij heeft daarvoor wel de instemming nodig van de verdachte en de officier. De officier gaat – weliswaar met lichte tegenzin – aan de slag en roept de getuige op.
Getuigenverzoek aan de voorzitter
Een verzoek van de verdachte om getuigen en deskundigen op te roepen voorafgaande aan de zitting wordt onder het nieuwe wetboek niet langer gericht aan de officier, maar aan de voorzitter. Die wijziging heeft te maken met de verantwoordelijkheid van de zittingsrechter voor de volledigheid van het onderzoek op de terechtzitting en past bij de zogeheten ‘beweging naar voren’.
Het verzoek moet binnen een maand na betekening van de procesinleiding worden ingediend, maar die termijn kan worden verlengd met een door de voorzitter te bepalen termijn. Dit kan zowel ambtshalve als op verzoek van de verdachte. Als het verzoek eenmaal binnen is, stelt de voorzitter de officier in de gelegenheid om te reageren binnen een termijn van ten hoogste twee weken.
Reactie voorzitter
De voorzitter kan vervolgens op drie manieren reageren op het verzoek van de verdachte:
- Hij kan het verzoek toewijzen door de getuige voor de zitting te laten oproepen;
- Hij kan het verzoek toewijzen door – met instemming van de officier en de verdachte – de rechter-commissaris op te dragen de getuige te horen;
- En hij kan het verzoek niet toewijzen maar aangeven dat daarover op de eerste zitting wordt beslist door de zittingscombinatie. De verdediging moet het verzoek op de zitting wel herhalen. Een getuigenverzoek definitief afwijzen gebeurt niet door de voorzitter alleen.
Reactietermijn officier van twee weken
Onder de nieuwe wetgeving heeft de officier dus twee weken de tijd om te reageren. De voorzitter willigt het verzoek van de verdachte niet in als de officier aanvoert:
- dat de gezondheid of het welzijn van de getuige in gevaar wordt gebracht;
- dat sprake is van een bedreigde of afgeschermde getuige;
- dat hij heeft toegezegd dat de getuige op geen andere wijze wordt verhoord dan als bedreigde of afgeschermde getuige, en nog niet onherroepelijk op de vordering tot toekenning van deze status is beslist.
Als sprake is van een van deze drie omstandigheden, dan moet een beslissing door de voltallige kamer worden genomen. De beslissing om een getuige wel op te roepen, druist dan te zeer in tegen zijn belangen.
Anne Marie van Hoorn en Veerle van de Wetering (Senior onderzoeker en Senior Juridisch medewerker voor het programmateam nWvSv) analyseerden de wijzigingen die van belang zijn voor het proces berechten.
Verdedigingsbelang
In de overige gevallen toetst de voorzitter aan het verdedigingsbelang. Ook als de officier bezwaar heeft gemaakt op andere gronden dan de drie bovenstaande, kan de voorzitter het verzoek inwilligen indien voldaan is aan het verdedigingsbelangcriterium.
Naar huidig recht kan de officier het verzoek van de verdachte weigeren op de grond dat onaannemelijk is dat de getuige tijdig verschijnt. Deze beslissing ligt straks bij de voorzitter.
Getuigenverzoek buiten termijn van een maand
Een getuigenverzoek kan ook nog buiten de termijn van een maand na betekening van de procesinleiding worden ingediend. Het verzoek wordt dan gedaan aan de rechtbank (gelijk aan route 3 zoals hiervoor beschreven), en de toets die plaatsvindt is de toets aan het (strengere) noodzaakcriterium. Bij dit criterium heeft de rechtbank ruimte om rekening te houden met omstandigheden die maken dat het niet aan de verdediging te wijten is dat de termijn overschreden is. Daarbij geldt, net als nu, dat getuigenverzoeken binnen de termijn ruimhartiger worden beoordeeld, en dat strengere toetsing plaatsvindt bij indiening na het verstrijken van de termijn.
Belangrijke accenten worden verlegd
De nieuwe regeling laat zien dat belangrijke accenten van de huidige procedure straks anders komen te liggen. De voorzitter is eerst aan zet: tot hem worden de verzoeken straks gericht. Tegelijkertijd behoudt de officier zijn taak om de belangen van de getuige in het oog te houden en dient hij aan de bel te trekken als sprake is van omstandigheden die maken dat door de voltallige kamer beslist moet worden. De officier blijft overigens wel belast met het oproepen van getuigen en deskundigen.